Hoe een Joods echtpaar de oorlog overleefde.
De Joodse onderwijzer Comprecht Eckstein trouwde in 1933 met de eveneens Joodse Rosetta Lezer uit Odoorn. In oktober 1930 werd hij benoemd als onderwijzer aan de Lagere School te Tripscompagnie. Ze huren een woning in Muntendam, Nieuweweg B234 (Nieuweweg 4) naast het kerkje “Immanuel”. Het huwelijk bleef kinderloos.
Juli 1942. Er komen steeds meer anti-Joodse maatregelen. Vanaf 3 mei 1942 moeten alle Joden zichtbaar een Jodenster op hun kleding dragen. Alle Joodse ambtenaren worden ontslagen. De dreiging dat Comprecht zijn baan verliest wordt steeds groter. Hij probeert via allerlei instanties om vrijstelling te krijgen voor deportatie naar een werkkamp. Wat enkele keren ook lukt. Samen met zijn vrouw bespreekt hij hun mogelijkheden. Wat gaan ze doen als het niet meer lukt om vrijstelling te krijgen. Via de “ondergrondse” krijgen ze in juli 1942 het aanbod om naar Zwitserland te vluchten, alles was al zover geregeld. Maar ze moeten snel beslissen. Na een slapeloze nacht besluiten ze niet te gaan, de onzekerheid was te groot. Ze hopen op een andere oplossing. Iemand van de ondergrondse, genaamd Zomer, schuilnaam voor Huib Ottevanger, komt de volgende ochtend om te horen wat ze besloten hebben. Ottevanger heeft begrip voor hun besluit maar heeft nog geen onderduikadres voor hen. Hij biedt de Eckstein’s aan om tijdelijk bij hem en zijn gezin onder te duiken tot er een ander adres is gevonden. Comprecht bespreekt dit met Hendrik Kroeze. Zowel Hendrik als Comprecht zijn lid van het O.D. Kroeze vindt het te gevaarlijk bij Ottevanger vanwege de 3 kleine kinderen. En Kroeze zegt eenvoudig: “Dan neem ik jullie”. De oplossing is dus maar acht huizen verder.
Onderduiken
Het onderduikadres voor Comprecht Eckstein en zijn vrouw Rosetta Lezer betreft een kelder onder het kantoor van de bouwmaterialenhandel van Kroeze aan de Nieuweweg 22 te Muntendam. Tegenwoordig is hier BMN Bouwmaterialen gevestigd.
De kelder wordt geboend, er wordt een potkachel met een goede rookafvoer geplaatst. Er worden enkele lagen vloerbedekking gelegd om de kou te weren. En ’s avonds in het donker worden onder andere een tafel, stoelen, bed en onder andere het kookgerei van de Nieuweweg 4 overgebracht naar nummer 22. De toegang naar de kelder is vernuftig gecamoufleerd, die was verstopt in een grote kast. De losse plinten, drempel en het vloertje in de kast kun je eenvoudig wegnemen. Onder het vloertje zit een luik die via een trap naar de kelder leidt. Liggen het luik en de planken weer op hun plaats, dan doet men de deur weer dicht en niemand van buiten, die iets van een kelder merkt. De kelder was niet erg groot, 4 bij 5 bij 2 meter.
Het is zover
Op zaterdag 3 oktober 1942 komt de brief dat Comprecht zich moet melden in Amsterdam. Vrijstelling is niet meer mogelijk. Hij neemt gelijk contact op met Hendrik Kroeze dat het moment is aangebroken om onder te duiken en gelijk wordt er actie ondernomen om alles in de kelder in gereedheid te brengen. ’s Avonds in het donker brengen ze de laatste dingen naar de kelder en dan……
gaat het luik boven hen dicht Dat is een aller ellendigst ogenblik voor de Eckstein’s. Nu wordt met recht de poort gesloten, waardoor ze van het leven buiten gescheiden worden. Zolang deze openstond, was er als het ware nog een teruggang mogelijk, maar nu is ‘de weg terug’ afgesloten, Onherroepelijk!
Toch gaan ze de volgende avond weer naar de Nieuweweg 4 om nog wat vergeten dingen op te halen.
Twee en een half jaar zaten Comprecht en Roseta ondergedoken in de kelder bij de familie Kroeze. De tijd gaat voor Rosetta “normaal” voorbij met allerlei huishoudelijke klusjes in de kelder, brei- en verstelwerk van zowel henzelf als voor de familie Kroeze. Comprecht begint, om de verveling te verdrijven, met het inbinden van tijdschriften en boeken. Ook maakt hij allerlei doosjes, poezie-albums, kleine opschrijfboekjes, zelfs trekpoppen. Honderden tegeltjes met de opschrift “Wel gebogen, maar niet gebroken” heeft hij geschilderd. Voor de ondergrondse hielp hij met stencil- en ander werk.
Comprecht: “Eens zocht ik ongeveer anderhalf mud groene erwten en een mud gele bonen uit. Gevangeniswerk! Inderdaad! Maar ik had er een paar weken mee doorgebracht en voor onze pleegouders een vervelend karweitje opgeknapt. En dat was toch heel wat waard nietwaar?”
Af en toe gaan ze even naar “boven” en dan gaat het, heel voorzichtig, op gummischoentjes, om geen lawaai te maken, al maar in de ganzenpas achter elkaar aan door het kantoor. Twaalf passen, omdraaien, weer twaalf passen, omdraaien en zo steeds door tot ze er genoeg van hadden.
’s Avonds werd het eten gebracht, kwam er af en toe bezoek van Ottevanger of andere leden van de ondergrondse. Overdag moesten ze zo stil mogelijk zijn. Als er gevaar dreigde stampte Hendrik Pater, de boekhouder die in het kantoor boven hen zat, een paar keer of gooide een steentje door een pijpje die heel vernuftig was aangebracht boven de tafel in de kelder. Dan moesten ze in kelder muisstil zijn. In geval van ziekte was ook huisarts Berend Maarsingh op de hoogte gebracht.
In de kelder was elektrisch licht, ze hoefden overdag niet in de duisternis zitten. Licht en lucht kwamen door een klein raam, een zgn. kelderkoekoek, waarop een ijzeren rooster lag. Op dit rooster waren schoorsteenkappen gezet om inkijken te voorkomen.
Na 2,5 jaar is daar eindelijk de lang verwachte bevrijding en kunnen Comprecht en Rosetta hun “onderduikkelder” verlaten.
Het echtpaar Eckstein verhuisd na de bevrijding naar Wildervank, hun woning aan de Nieuweweg 4 was verhuurd aan de weduwe Barendregt. Hij heeft zijn herinneringen aan de onderduikperiode opgeschreven en gepubliceerd in “De Vrije Nederlander” waar hij in dienst was getreden als ‘administateur’. Lang heeft Comprecht niet van de vrijheid kunnen genieten, zijn herinneringen heeft hij niet kunnen voltooien, een slopende ziekte maakte vroegtijdig een einde aan zijn leven. De hele bezettingstijd heeft hij geworsteld voor z’n leven, heeft hij alles er voor over gehad om er maar door te komen. Maar helaas, hij is overleden op 24 oktober 1945 in Wildervank, slechts 43 jaar oud.
Rosetta Eckstein-Lezer is een jaar na het overlijden van haar man verhuisd naar Groningen, vervolgens naar Amsterdam waar ze in 2006 op 99-jarige leeftijd is overleden. Ze heeft altijd contact gehouden met haar redders, Hendrik en Jacoba en hun zoon Piet Kroeze, Hendrik Pater en huisarts Berend Maarsingh.
De tekst op een bordje voor de familie Kroeze, geschilderd door Comprecht Eckstein:
Hier vonden twee menschen van 4 oktober 1942 tot 14 april 1945 een schuilplaats en een liefderijke verzorging, wat hun leven redde.