Familie Valk, Muntendam.

Familie Valk uit Muntendam

Stolperstenen familie Valk, Kerkstraat (voor de Tibbe) in Muntendam
Op een donkere avond in november 1942 lopen Johanna Hollé en haar vriendinnen Jo Geertsema en Martje Hartman vanuit de gymnastiekles naar huis. Vanwege de verduisteringsmaatregelen is het pikkedonker in Muntendam. Bij de kruising Kerkstraat-Middenweg horen ze plots luid gegil en gehuil. Ze zien, vaag maar onuitwisbaar, hoe twee zussen van de Joodse familie Valk uit hun woning (Kerkstraat B66, naast garage Stikker) worden gehaald door geüniformeerde mannen. Onder hen is politieman B. Ploegsma, waarschijnlijk samen met de marechaussee en mogelijk een Duitse landwacht. Hun huis wordt verzegeld; de sleutels gaan naar opperwachtmeester A. Helmholt, zoals blijkt uit gemeentelijke archieven.
Ze worden overgebracht naar de kazerne aan de Middenweg (het latere gemeentehuis), en de volgende dag, donderdag 12 november 1942, via Groningen naar kamp Westerbork. Op 20 november volgt het transport naar Auschwitz. Van de 726 Joden in deze trein worden slechts 82 als gevangenen geregistreerd; de rest wordt direct na aankomst vergast.
De broers Filippus en Izak Valk werkten tot aan hun deportatie in de paardenslagerij van hun verwanten, de familie Levitus, aan de Kerkstraat. Opmerkelijk was dat zij het vlees dat zij verwerkten, door hun geloof zelf niet mochten eten. De vier ongehuwde Valk-kinderen – Filippus, Izak, Rebekka en Roosje – woonden samen en leefden vrij teruggetrokken. Roosje stond bekend als een ijdele vrouw met een opvallend mengsel van Gronings en Algemeen Nederlands in haar spraak.
Twee andere broers, Jakob en Hartoch, waren vóór de oorlog al geëmigreerd naar Nederlands-Indië. Daarmee ontkwamen ze aan de Holocaust.
Bronnen afbeeldingen
Arolsen Archive > Filippus Valk (1879-1942)
Arolsen Archive > Izak Valk (1882-1942)
Arolsen Archive > Rebekka Valk (1885-1942)
Arolsen Archive > Roosje Valk (1890-1942)